Kun je creativiteit meten?

Een vraag waar ik vorige week op één dag twee keer mee geconfronteerd werd. Een tweet van @AnoukMulder: “@davidvdkooij weet jij zo of er een betrouwbare test bestaat dat creatief denkvermogen meet bij kinderen? #dtv #hoogbegaafd”

En in het zicht van het nieuwe schooljaar sprak ik diezelfde dag een aantal leerkrachten over creatief denken. Een vraag die gesteld werd was: “Kun je creativiteit meten?” Meteen gevolgd door: “Moet je het wel meten?”

Op scholen meten we veel. De kinderen worden met de regelmaat van de klok tegen de meetlat gelegd om te kijken hoe zij presteren. Aan welke norm voldoen zij? Loopt dit kind achter? Of voor? Er zijn allerlei valide redenen te verzinnen waarom dat zinvol is, en ook waarom het onzin is. Daar gaat deze blogpost niet over. Dit bericht gaat over het meten van creativiteit en waarom je dat wel of niet zou willen doen.

Moeten we creativiteit van kinderen meten? Niet om te kijken of het kind aan een bepaalde externe, arbitraire norm voldoet, met als doel om te bepalen in welk vakje een kind terechtkomt. Dat alsjeblieft niet.

Creativeit is nature & nurture, we worden allemaal geboren met een bepaald potentieel voor creativiteit. Tijdens onze opvoeding, opleiding – tijdens ons leven – kunnen we dat potentieel zo goed mogelijk invullen. Op die manier komen creatieve capaciteiten, voor ieder individu op eigen unieke wijze, optimaal tot hun recht. Het onderwijzen van creatief denken op scholen is mijns inziens een logisch en noodzakelijk onderdeel van het ontwikkelen van die capaciteiten.

Het meten van de ontwikkeling daarvan is verstandig. Niet om te kijken of het kind aan een bepaalde absolute norm voldoet, maar om te kijken hoe het kind zich ontwikkelt. Relatief, ten opzicht van een eerder meetmoment. Plat gezegd: zit er progressie in? Aan het eind van de rit geen cijferlijst of percentielscore, maar een goed gevulde portfolio met creatieve ervaringen.

Kun je creativiteit meten? Ja… , maar niet heus!, zeiden we vroeger op school wel eens tegen elkaar. Ik heb hier voor me het Handbook of Creativity liggen, samengesteld en onder redactie van onderwijspsycholoog Robert J. Sternberg, uitgegeven door Cambridge University Press. Een vuistdikke pil, bomvol wetenschappelijke artikelen over het onderzoek naar creativiteit en creatief denken. Hier ben ik de afgelopen maanden doorheen geploegd. Het biedt een schat aan wetenswaardigheden, die compleet nieuwe vergezichten op creativiteit voor me geopend hebben, maar tegelijkertijd een zeer grillig landschap laat zien; vooral waar het gaat om het meten van creativiteit.

Er is veel onderzoek gedaan naar creatief denken, heel veel. De wortels daarvan liggen in het onderzoek naar intelligentie. In de jaren ’50 van de vorige eeuw was het de Amerikaanse Psycholoog Guilford die als eerste pleitte voor uitgebreid onderzoek naar creativiteit; “a neglected attribute of intelligence”. Wat volgde was een stroom aan “testjes”. Testjes die voornamelijk het vermogen tot divergerend denken meten, d.w.z. het vermogen om veel verschillenden ideeën te krijgen. Een van de bekendste is de TTCT (Torrence Test of Creative Thinking, download een voorbeeld hier), die naast divergerend vermogen ook kijkt naar verbeeldingskracht en scenario-denken. Hier bestaan varianten op, zodat je deze varianten op verschillende tijdstippen kunt afnemen bij dezelfde personen om zo een beeld te krijgen van hun creatieve ontwikkeling (uiteraard enkel m.b.t. de geteste creatieve vermogens).

Andere voorbeelden van dergelijke creativiteitstestjes, die nog steeds veel gebruikt worden, en met enige handigheid allemaal op internet te vinden zijn:

  • UUT – Universal Uses Test (Guilford); “Op hoeveel manieren kun je een baksteen gebruiken?”
  • RAT – Remote Associate Test; “Verbind twee begrippen d.m.v. associaties”
  • TCT-DP – Test for Creative Thinking – Drawing Production (m.d.a. @GekendTalent); “Maak tekening waarin een paar gegeven – eenvoudige – lijnen worden verwerkt”
  • Wallach & Kogan brachten een aantal van de invalshoeken van deze testjes samen in een verzameling:
    • Instances test; “Noem zoveel mogelijk ronde dingen”,
    • Alternative uses; “Wat kan ik alemaal met een baksteen doen?”,
    • Similarities “Noem overeenkomsten tussen een ijsbeer en een wereldbol”,
    • Pattern meaning “Welke betekennissen kun je aan deze volgordelijkheid/herhaling geven?”,
    • Line meaning; “Hoeveel dingen zie je in deze wir-war van lijnen?”
    • Of een persoonlijkheids test, zoals “Gough’s Personality Scale of Creativity”

Voor deze tests geldt in het algemeen dat er wel criteria zijn (voor divergeren: hoeveelheid, diversiteit, originaliteit en detaillering) maar dat er geen harde normering is. (Uiteraard werden er wel correlaties gelegd tussen uitkomsten en bepaalde persoonlijkheidskenmerken of gedrag) De experts, bijvoorbeeld deskundigen op het terrein van creatief denken, beoordelen in hoeverre bepaalde uitkomsten “creatiever” zijn dan andere uitkomsten. Dat oordeel is gebaseerd op kennis en ervaring. Ik kom daar straks nog even op terug.

Duidelijk mag zijn, dat creatief denken een complex van denkstijlen is en dat creativiteit zich op allerlei manieren kan manifesteren. De testjes doen meestal geen recht aan deze diversiteit en moeten daarom omzichtig gebruikt worden bij het beoordelen van individuele creatieve prestaties. Een test die zich richt op beeldende creativiteit – met het nodige tekenwerk – zegt bijvoorbeeld weinig tot niets over de talige creativiteit en eenzijdig gebruik ervan kan de vooronderstelling dat beelddenken of tekentalent hetzelfde is als creativiteit – mijns inziens ten onrechte – bevestigen. Gelukkig staan dergelijke overwegingen en waarschuwing meestal ook in de “bijsluiter” van de test.

Naast de testjes werden ook veel experimenten opgezet. Veel van die experimenten gingen om het vaststellen van factoren die creativiteit en creatieve prestaties beïnvloeden. Wat vooral liet zien – je kon erop wachten – dat testjes niet altijd (of altijd niet) even betrouwbaar zijn, juist omdat die omgevingsfactoren (heb ik goed geslapen, kan die drilboor niet uit) niet altijd even makkelijk te managen zijn (als je ze al in het vizier hebt).

De verschillende testjes laten goed zien wat men onder creativiteit verstond in die dagen, en tegenwoordig ook nog vaak verstaan wordt. In de eerste periode na 1950 werd creatief denken vooral gezien als het vermogen om te divergeren. Naarmate het onderzoek vorderde werkte dit steeds minder bevredigend en werd ook gekeken hoe er met de stroom van ideeën werd omgesprongen. Veel ideeën krijgen is één, maar een idee “aan de praat krijgen” en “verkopen” is net zo belangrijk binnen het creatieve proces.

Het Geneplore model van Finke, Ward en Smith, gaf hier antwoord op. Geneplore bestaat uit een samentrekking van Genereren en Exploreren; Ideeën krijgen en ideeën testen/werkbaar maken. Zo maakten zij van het creatieve proces een proces met een duidelijk begin (ideeën krijgen) en een eind (een uitgewerkt resultaat). Door er beperkingen aan toe te voegen gaven zij het proces ook duidelijk doelgerichtheid. Beperkingen zijn bijvoorbeeld een probleemstelling (met criteria voor de oplossing), budget, cultuur, etc.  Later werd deze visie nog verder uitgebreid met o.m. “probleem-denken”, dat zich focust op het vraagstuk dat de trigger vormt voor een creatieve denk-démarche, en dat ervan uitgaat dat de wijze waarop een probleem gedefinieerd of gepresenteerd wordt invloed heeft op het creatieve denkproces.

Terug naar het beoordelen van creativiteit. Teresa Amabile (een vertrouwde naam op deze site) maakt in haar boek “Creativity in Context” onderscheid tussen twee invalshoeken (die ik al eerder op deze site heb genoemd). Namelijk die van proces en die van output. Ik haal hier een stukje aan dat ik eerder publiceerde op deze site onder de noemer “Meten is weten

(…) kijkt naar het creatieve proces en de uitkomst daar van. Aan de uitkomst wordt vaak deze norm gesteld: Het moet nieuw én functioneel zijn (dat laatste leidt vaak tot discussie, maar ik ben het er hartgrondig mee eens). Kijkend naar het proces spreken we van creativiteit als het zoekend en explorerend is (‘heuristisch’) i.t.t. een proces met een vast recept (‘algoritmisch’).
De tweede benadering gaat meer af op wat mensen ‘er van vinden’. We kennen het allemaal wel, dat gevoel dat we krijgen als we een mooi nieuw product zien, of die grappige tekening; “Wow, da’s creatief zeg!” Een goede indicatie dat iets ook daadwerkelijk creatief is. Maar we zijn streng en we noemen iets pas creatief als een referentiegroep met kennis van zaken over het onderhavige onderwerp/domein gezamenlijk zegt “Ja, dat is creatief”. In het land der blinden is één-oog immers koning. Iets om over na te denken (…)

Tja, wat moet je nu met al deze overwegingen, als leerkracht die de ontwikkeling van de creativiteit van de kinderen in de klas wil “meten”. Er is blijkbaar geen sluitend antwoord, geen assessment dat eenduidig laat zien hoe creatief je leerlingen zijn. Gelukkig maar. We hoeven niet alles absoluut te meten, zoals we gewend zijn van Cito-toetsen, dat creëert schijnzekerheden. Vertrouw vooral op jezelf. Jij kent de kinderen het best en weet wat ze in huis hebben. Bij creatief denken is dat niet anders. Maar het verwacht wel het een en ander van jou. Hoe kun je de creatieve kracht van je leerlingen beoordelen als jezelf niet “into creativity” bent? Wil je de ontwikkeling van creatieve leerlingen faciliteren, dan zul je dat ook bij jezelf moeten doen. Werk aan die ontwikkeling. Op deze site vind daar veel ingangen voor. En… je kunt me gewoon mailen of  bellen. Ik help daar namelijk graag bij.

Concluderend: gebruik testjes gerust om te onderbouwen, te bevestigen of te weerleggen wat jij al meent waar te nemen in de creatieve ontwikkeling van je leerlingen. Gebruik testjes niet als oordeel maar als hulpmiddel – als gids – bij de creatieve ontwikkeling van de kinderen.

De antwoord op de vragen zijn naar mijn smaak:

  • Bestaat er een betrouwbare test voor het meten van creatief denkvermogen bij kinderen? Nee, er is niet één omvattende test die dat doet, het gaat om het vormen van een ‘beeld’ van het creatieve kunnen van het kind, daarbij kunnen verschillende testen hulp bieden.
  • Kun je creatief denken meten? Niet met een “meetlat”, maar je kunt zeker uitspraken doen over de creatieve vermogens en creatieve ontwikkeling van het kind.

Tabee!

Beeldbronnen: duimstok – innovatiestage-meten.skynetblogs.be; schuifmaat – allestelt.nl; micrometer – mitutoyo.co.nz; manometer – pneumatiek-nl.timmer-pneumatik.de

Over davidvdkooij

Passie voor Creatief Denken en Onderwijs.
Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

10 reacties op Kun je creativiteit meten?

  1. appie b. broek zegt:

    Is het nu toevallig dat vragen m.b.t. ‘creativiteit’ vooral prominent zijn in tijden van een economische crises? Nee, dat is het niet, want juist dan is er vraag naar nieuwe ideeën en ‘out of the box’ denken belangrijker dan het vasthouden aan vertrouwde waarden en structuren. Het werd wel zeer adequaat onder worden gebracht door de vakbondsman en journalist Meyer Sluyser die in zijn boek, ‘…daar zaten wij…’ ‘Impressies over Londen ’40-45’, een wel heet bijzondere ‘waarneming’ doet:

    “Waar komen die vreemde mensen vandaan, de fanatiek dwazen, de avondtuurlijke zotten, de onverbiddelijke wreedaards, de roekeloze helden – waar komen ze vandaan al die verknipte persoonlijkheden die je in een oorlog tegenkomt?

    Het antwoord is heel eenvoudig: ze zijn er altijd, maar in tijd van oorlog krijgen ze hun kans. In die hallicunaire wereld van samenzweerders voor een revolutie heb ik een tros rare seizen ontmoet.”

    Hoewel ik al vele jaren niets met het onderwijs te maken heb en alleen uit eigen ervaringen spreek. lijkt het mij geen goed idee om creativiteit te gaan meten. Belangrijk lijkt me wel dat men beseft dat elk ‘vak’ een ‘creatieve’ kant heeft, d.w.z. een kant die nog niet is ingevuld door regels en wetmatigheden. Zo herinner ik mij van mijn eigen middelbare schooltijd lessen in ‘wiskunde en maatschappij’ waarin werd gefilosofeerd over het maatschappelijk nut van wiskunde. Hoewel ik een zeer middelmatige leerling was, was dit nu een vak wat geheel bij mij ‘paste’ en mijn totale schoolprestaties een duwtje in goede richting gaf!

    Ook het vak Nederlands was een gelegenheid om creativiteit in praktijk te brengen, bijvoorbeeld bij dat opstel over eenschoolreisje dat in een totale natuurramp zou eindigen!

    Nogmaals, ik ben niet op de hoogte van de omstandigheden in het hedendaagse onderwijs, maar ik denk dat het waarderen en onderkennen van ‘creativiteit’ bij leerlingen, voor wie diezelfde ‘creativiteit’ maar al te vaak in de weg zit bij het leveren van goede schoolprestaties, een goede zaak zou kunnen zijn.

  2. appie b. broek zegt:

    ‘Meten is weten’ is het adagium van onze door techniek en economie beheerste samenlevingsorganisatie. Vandaar het belang van de vraag of ‘creativiteit’ meetbaar is. En als het dat niet is of er een methode bedacht kan worden waarop een dergelijke meting gebaseerd zou kunnen worden. ‘Wetenschappers’ beweren, en in hun kielzog politici, dat het opnemen van vrouwen in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven tot wel 10% meer winst kan leiden.
    Een dergelijke stelling heb ik plm. 30 jaar geleden t.a.v. het gebruik van ‘creativiteit’ gelanceerd: ‘elke organisatie die gebruik weet te maken van de in elke organisatie aanwezige ‘creativiteit’ heeft een grotere kans op overleving dan organisaties die hier niet mee weten om te gaan’.

    Deze stelling werd geillustreerd door een opmerking van een Amsterdamse chef-kok;’ Meneer, sinds ze hier hun eigen ideeën uit mogen voeren, is hier nooit meer iemand ziek’!

    Dit is dus veel minder ‘exact’ dan de stelling over ‘vrouwen’ in de raad van bestuur en daarom blijkbaar niet interessant voor de ‘politiek’!
    Het is immers ‘gevaarlijke materie, welke ons hele stelsel van waarden en normen op z’n kop zou kunnen zetten. De hierboven aangehaalde WO II heeft immers laten zien dat personen van status en aanzien vaak, niet altijd, in tijden van ‘gevaar’ bepaald niet de verantwoordelijke figuren waren die zij in vredestijd plachten te zijn. En het omgekeerde. natuurlijk!

    Zo was de ‘krediet-crisis’ in het geheel niet nodig geweest als de verantwoordelijke personen maar de juiste adviezen hadden geluisterd! Maar, zoals dat altijd gaat, de politici luisteren toch altijd maar weer de ‘hoogopgeleide’ specialisten i.p.v. ‘figuren’ als wijlen Rienk Kamer, of Willem Middelkoop. die deze crisis allang hebben zien aankomen!

    Gisteren mijn ‘gehoor’ laten testen. Dit ging per koptelefoon en piepjes van hoge en lage tonen, het resultaat was een diagram voor elk oor afzonderlijk waarop de huidige situatie per oor zichtbaar was. Een dergelijke methode zou dus ook voor ‘creativiteit’ bedacht kunnen worden en zou zeker ‘Nobel-prijs- waardig’ kunnen zijn mits men ervan uitgaat dat het al of niet creatief zijn toch voornamelijk een kwestie van karakter is en dus niet zomaar ‘aangeleerd’ kan worden.

  3. Pingback: 21st Century Skill: creativiteit | Tumult

  4. Pingback: 21st Century Skill: creativiteit | Clusterworks - KeyNews

  5. janssen zegt:

    Op het moment dat er een selectie plaatsvind voor bepaald onderwijs zoals het Leonardo onderwijs, waarbij wordt uit gegaan van IQ, creativiteit en motivatie zou het verplicht gemeten moeten worden. Dat gebeurd nu niet. Nu vallen de kinderen die drastisch ander onderwijs nodig hebben compleet buiten de boot. Wie bepaald wat zwaarder weegt het IQ of de creativiteit? Als je Creativiteit om zou zetten in een CQ en je hebt een IQ van 115 en een CQ van 180 wie is er dan het hoogbegaafdst? Wie bepaald wat zwaarder weegt?

    Het probleem van al dat meten is dat we niet de middelen en al helemaal niet de capaciteit hebben om dusdanige complexe materie te kunnen meten. Dit is één van de redenen waarom we steeds meer etiket kinderen krijgen. Allemaal idividuen die in de val lopen van onze meetcultuur. Kinderen die lijden aan MTS (maatschappelijk tekortkoming stoornis) Waarom staat die niet is de DSM? Pilletje erin en het houd z’n gemak wel. Speciaal onderwijs of andere oplossingen die i.i.g. het
    kind vaak niet ten goede komen althans niet op de langere termijn en vaak meer schade aanrichten als dat het rendement oplevert.

    Nee creativiteit is niet meetbaar evenals IQ niet meetbaar is. IQ testen zijn bij voorbaat al niet betrouwbaar en toch worden ze in toenemende maten gebruikt om potentie vast te kunnen stellen.
    Er zijn ontelbaar veel factoren die invloed hebben op de uitkomst van zo’n test. Het werd mij ooit eens uitgelegd als een vergelijking met het maken van een foto. Of je een mooie foto krijgt is afhankelijk van de fotograaf, het licht, de omstandigheden, de kleding, de make-up de expressie etc etc. Zelfs mooie mensen blijven vaak onder verkeerde omstandigheden niet goed plakken.
    De testen die in Nederland gebruikt worden zijn niet eens in het leven geroepen om hogere IQ’s te meten en zouden alleen al daarom per direct verboden moeten worden om te classificeren. Daarnaast meten ze naar mijn mening bij lange na niet alle vlakke van de intelligentie.
    Het zou goed zijn als er opgehouden werd met meten en testen en dat mensen hun IQ, EQ en CQ eens daadwerkelijk gingen gebruiken. Maar ja we blijven natuurlijk mensen met al onze beperkingen. Hoe ironisch.

  6. ab h. bouvy zegt:

    ‘Ophouden met meten en testen’, dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, daarmee zet je het hele ‘systeem’ op z’n kop en weet niemand meer waar hij/zij aan toe is. Toch is er een grote behoefte aan ‘onafhankelijke geesten’ want dat zijn ‘creatieve denkers’. Neem nou iemand als wijlen Rijk de Gooyer, het proto-type van een creatieve/onafhankelijke geest, gaat volkomen z’n eigen weg, is lastig voor zichzelf en anderen, heeft niets met rangen of standen, kan de grootste rampen veroorzaken maar ook met geniale oplossingen komen.

    Ik vermoed, maar ik ben geen ‘deskundige’ dat men ze, als leerling, herkent aan het het feit dat ze beslist niet ‘dom’ zijn maar altijd de grootst mogelijke moeite hebben om zich ergens op te concentreren, waardoor hun schoolprestaties vaak nogal ‘magertjes’ zijn.

    Tenzij het een opdracht betreft die helemaal in hun straatje past en waarvoor ze de vrijheid krijgen om zelf de oplossing te vinden of op hun manier te taak te volbrengen. Dan kunnen ze tot de beste van de klas behoren. Veelal tot verbazing van de andere leerlingen!

  7. davidvdkooij zegt:

    Graag attendeer ik jullie ook op de later blogposts op Vindingrijk rondom dit onderwerp.

    Creativiteit meten? Een oproep tot ontwikkeling.


    en

    5 dingen om rekening mee te houden


    Een werkelijk heel bijzonder en interessant onderwerp. Wat mij betreft: niet meten maar de ontwikkeling volgen en stimuleren. Deze weblog kan daar een hulpmiddel bij zijn.

  8. ab h. bouvy zegt:

    Nog een ‘idee’ wat de oplossing van ‘het probleem’ wat dichterbij kan brengen. Als iets typerend is voor het ‘creatief denken’ dan is het wel het ‘associatief vermogen’, het ‘zien’ van verbanden die een ander niet ziet. Het lijkt mij dat het toch mogelijk moet zijn een methode te bedenken, als er al niet iets dergelijks bestaat, om dit ‘associatief vermogen’ te ‘meten’.

  9. davidvdkooij zegt:

    Er zijn diverse methodes waarmee ‘associatief vermogen’ kan worden ‘gemeten’. Ze zijn zeker niet uit de lucht komen vallen of over een nacht ijs gemaakt. Ik noem een paar voorbeelden hierboven. Criteria die vaak gebruikt worden zijn: snelheid waarmee de associaties gemaakt worden, de diversiteit van de verschillende gegeven associaties, en of de associaties overwegend globale begrippen zijn of juist hele concrete ‘gedetailleerde’ (waarbij het laatste als ‘meer associatief’ wordt benoemd). In de Divergentiematrix worden deze associatieve capaciteiten aangesproken en je kunt ze er ook mee trainen. Je vindt deze oefening weergegeven in deze pdf:

    Klik om toegang te krijgen tot divergentiematrixehbcu.pdf

  10. Pingback: Creativiteit meten, een verkenning - Nieuwe Muze

Plaats een reactie